/ Bouwmelding
Voor bouwwerken die vallen onder het stelsel van kwaliteitsborging is geen omgevingsvergunning voor een (technische) bouwactiviteit vereist. In de plaats daarvan moet de initiatiefnemer een bouwmelding doen. Deze bouwmelding moet vier weken voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden bij de gemeente worden gedaan. De bouwmelding moet meerdere gegevens bevatten. De belangrijkste informatie is welke kwaliteitsborger met welk instrument voor kwaliteitsborging (beoordelingsmethodiek) werkt. Ook zijn een risicobeoordeling en een borgingsplan verplichte onderdelen van de bouwmelding. In de risicobeoordeling en het borgingsplan geeft de kwaliteitsborger aan wat de risico’s zijn van de bouw onderscheidenlijk hoe hij de risico’s wil vermijden.
In de 22 februari 2021-versie van het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen worden in artikel 2.19 Besluit bouwwerken leefomgeving de volgende eisen aan de bouwmelding gesteld:
“1. Een melding als bedoeld in artikel 2.18 wordt ondertekend en bevat de volgende gegevens en
bescheiden:
a. de naam, het adres en het telefoonnummer van degene die het bouwwerk bouwt;
b. als de melding wordt ingediend door een gemachtigde: de naam, het adres en het
telefoonnummer van de gemachtigde;
c. als de melding elektronisch wordt ingediend: het e-mailadres van de degene die het bouwwerk
bouwt of de gemachtigde;
d. de dagtekening;
e. het adres, de kadastrale aanduiding of de coördinaten van de locatie waarop de activiteit wordt
verricht;
f. gegevens betreffende de kwaliteitsborger en het te gebruiken instrument voor kwaliteitsborging,
bedoeld in artikel 7ab, derde lid, van de Woningwet;
g. een risicobeoordeling van het bouwproject met het oog op het voorkomen of beperken van
risico’s die van invloed kunnen zijn op het voldoen van het te bouwen bouwwerk aan de regels,
bedoeld in de hoofdstukken 4 en 5; en
h. het borgingsplan, bedoeld in artikel 3.80 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
2. Voor zover van toepassing wordt in de risicobeoordeling ten minste rekening gehouden met
bijzondere lokale omstandigheden, zoals die zijn vastgesteld in lokaal beleid, anderszins kenbaar
zijn gemaakt of redelijkerwijs bekend zijn.”
Er is geen goedkeuring van de gemeente nodig op de bouwmelding. Als de gemeente echter weigert de bouwmelding te accepteren (omdat daarin fouten zouden zitten), dan mogen de bouwwerkzaamheden niet beginnen. Tegen de weigering kan worden geprocedeerd. Tegen de goedkeuring van de bouwmelding niet.
In het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen is uitgewerkt waaraan een borgingsplan moet voldoen (zie artikel 3.80 Besluit kwaliteit leefomgeving):
“1. Een instrument voor kwaliteitsborging schrijft voor dat de kwaliteitsborger voor het begin van de
bouwwerkzaamheden een borgingsplan vaststelt dat is gebaseerd op een beoordeling van de
bouwtechnische risico’s met het oog op het voldoen aan de regels, bedoeld in de hoofdstukken 4
en 5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
2. In het borgingsplan wordt vastgesteld welke maatregelen getroffen zijn om de in het eerste lid
genoemde bouwtechnische risico’s te voorkomen of te beperken, op welke wijze het ontwerp van
het bouwplan en de uitvoering van de bouwwerkzaamheden voldoen aan de regels, bedoeld in de
hoofdstukken 4 en 5 van het Bouw bouwwerken leefomgeving, en wordt vastgesteld op welke
momenten de kwaliteitsborging wordt uitgevoerd.
3. Het borgingsplan beschrijft ten minste:
a. de totstandkoming ervan;
b. de aard en omvang van de uit te voeren kwaliteitsborging;
c. de voor de kwaliteitsborging eindverantwoordelijke personen;
d. de wijze waarop de verschillende onderdelen van het bouwplan in samenhang worden
beoordeeld;
e. de wijze waarop integraal wordt beoordeeld of de bouwwerkzaamheden voldoen aan de regels,
bedoeld in de hoofdstukken 4 en 5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;
f. in welke gevallen en op welke momenten het borgingsplan wordt geactualiseerd;
g. welke normen of kwaliteitsverklaringen bouw als bedoeld in artikel 2.14, tweede en derde lid,
van het Besluit bouwwerken leefomgeving, dan wel gelijkwaardige maatregelen als bedoeld in
artikel 2.4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving bij de bouwwerkzaamheden worden
toegepast;
h. op welke specifieke bouwwerkzaamheden, rekening houdend met de bijzonder lokale
omstandigheden, de beoordeling ten minste is gericht, en
i. bij welke bouwwerkzaamheden rekening wordt gehouden met andere kwaliteitsborgingssystemen.”
Het stelsel van kwaliteitsborging geldt vooralsnog alleen voor gevolgklasse 1. In artikel 2.17 Besluit bouwwerken leefomgeving staat wanneer een bouwwerk onder gevolgklasse 1 valt:
“1. Categorieën bouwwerken als bedoeld in artikel 7ab, eerste lid, van de Woningwet zijn te bouwen
bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 als bedoeld in het tweede lid en die geen bouwwerk
zijn als bedoeld in artikel 2.27.
2. Een te bouwen bouwwerk valt onder gevolgklasse 1 als:
a. het bouwwerk geen rijksmonument, voorbeschermd rijksmonument, provinciaal monument,
voorbeschermd provinciaal monument, gemeentelijk monument of voorbeschermd gemeentelijk
monument is;
b. het bouwwerk alleen ten dienste staat van een gebruiksfunctie als bedoeld in het derde lid;
c. voor het in gebruik nemen of gebruiken van het bouwwerk geen gebruiksmelding als bedoeld in
artikel 6.7, eerste lid, is vereist;
d. bij het bouwen van het bouwwerk geen gelijkwaardige maatregel wordt toegepast in verband
met een in dit besluit uit het oogpunt van constructieve veiligheid of brandveiligheid gestelde regel;
e. toepassing is gegeven aan NEN 6060 of NEN 6079 bij het bepalen van de gebruiksoppervlakte
van een brandcompartiment;
f. het bouwwerk behoort tot een geval waarin een milieubelastende activiteit niet
vergunningplichtig is op grond van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
3. De gebruiksfunctie, bedoeld in het tweede lid, onder b, is:
a. een niet in een woongebouw gelegen grondgebonden woonfunctie, niet zijnde een woonfunctie
voor zorg of een woonfunctie voor kamergewijze verhuur, en nevenfuncties daarvan;
b. een woonfunctie en nevenfuncties daarvan, voor zover het bouwwerk een drijvend bouwwerk
betreft;
c. een niet in een logiesgebouw gelegen grondgebonden logiesfunctie;
d. een industriefunctie en nevengebruiksfuncties daarvan, voor zover het bouwwerk uit niet meer
dan twee bouwlagen bestaat;
e. een nevengebruiksfunctie van een andere gebruiksfunctie dan die genoemd in dit lid, voor zover
gelegen in een bijbehorend bouwwerk van niet meer dan twee bouwlagen;
f. een bovengronds gelegen bouwwerk geen gebouw zijnde voor een infrastructurele voorziening
bestemd voor langzaam verkeer, voor zover niet gelegen over een rijks- of provinciale weg en met
een te overbruggen afstand van niet meer dan 20 meter; of
g. een ander bovengronds gelegen bouwwerk geen gebouw zijnde dat niet hoger is dan 20 meter,
met uitzondering van een infrastructurele voorzieningen bestemd voor verkeer anders dan bedoeld
onder f en bouwwerken met een waterkerende functie.”