/ Gereedmelding
/ Dossier bevoegd gezag
Twee weken voordat het gerealiseerde bouwwerk in gebruik mag worden genomen, moet de initiatiefnemer het bouwwerk gereedmelden bij de gemeente. Het is verboden het bouwwerk in gebruik te nemen zonder die gereedmelding.
De initiatiefnemer moet bij de gereedmelding een dossier bevoegd gezag aan de gemeente verstrekken. Dit dossier bevat allerlei informatie over het bouwwerk, dat de gemeente ‘in beheer’ neemt. Zo nodig kan de gemeente op grond van dat dossier de bouwtechnische voorschriften handhaven. Het belangrijkste onderdeel van het dossier bevoegd gezag is de positieve verklaring van de kwaliteitsborger dat het bouwwerk aan de bouwtechnische voorschriften voldoet.
De gemeente hoeft niet akkoord te gaan met de gereedmelding. Als de gemeente daarentegen de gereedmelding weigert (bijv. omdat het dossier bevoegd gezag onvolledig is of ontbreekt), dan mag het bouwwerk niet in gebruik worden genomen. Het is mogelijk om tegen die weigering te procederen. Niet tegen het akkoord van de gemeente.
Zelfs als de aannemer kan aantonen dat het bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische voorschriften, mag de gemeente de ingebruikname weigeren als de positieve verklaring van de kwaliteitsborger ontbreekt. Daarom is het belangrijk voor de aannemer om tussentijds met de kwaliteitsborger, zijn opdrachtgever en zo nodig zelfs de gemeente in overleg te gaan, als de aannemer de aanwijzingen van de kwaliteitsborger niet wil opvolgen.
In artikel 2.21 Besluit bouwwerken leefomgeving staat wat de inhoud van het dossier bevoegd gezag moet zijn:
“1. Het is verboden een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.17 in gebruik te nemen zonder dit ten
minste twee weken voor het feitelijk in gebruik nemen van het bouwwerk te melden.
2. De melding wordt ondertekend en bevat de volgende gegevens en bescheiden:
1. de naam, het adres en het telefoonnummer van degene die het bouwwerk heeft gebouwd;
2. de dagtekening;
3. het adres van het bouwwerk, de kadastrale aanduiding of de coördinaten van de locatie van
het bouwwerk;
4. de verklaring van de kwaliteitsborger, bedoeld in artikel 3.86, tweede lid, van het Besluit
kwaliteit leefomgeving, waarbij voor zover van belang, wordt ingegaan op maatregelen om
bouwtechnische risico’s te voorkomen of te beperken als bedoeld in artikel 3.80, tweede lid,
van dat besluit;
5. gegevens en bescheiden waaruit de gebruiksfuncties, verblijfsgebieden, verblijfsruimten en de
afmetingen en de bezetting van alle ruimten, inclusief totaaloppervlakten per gebruiksfunctie
blijkt;
6. gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat het bouwwerk voldoet aan de gestelde eisen in
relatie tot:
1o. belastingen en belastingcombinaties van de constructieve delen van het gerealiseerde
bouwwerk, en van het bouwwerk als geheel;
2o. de uiterste grenstoestand van de bouwconstructie en onderdelen van de bouwconstructie van het gerealiseerde bouwwerk;
3o. de luchtverversing van het bouwwerk;
4o. de energiezuinigheid van het bouwwerk;
5o. de milieuprestatie van het bouwwerk;
g. gegevens en bescheiden over de brandveiligheid van het bouwwerk als bedoeld in artikel 6.8,
eerste lid, onder d, onder 4° en 5°; en
h. gegevens en bescheiden over toegepaste gelijkwaardige maatregelen.”