WKB Bouwmelding _ borgingsplan

/ Handhaving

De gemeente behoudt onder het stelsel van kwaliteitsborging alle handhavingsbevoegdheden. De kwaliteitsborger kan niet handhaven. Hoewel de gemeente zelf op zoek kan naar informatie om zo nodig te handhaven en ook informatie kan opvragen, is de gemeente met name afhankelijk van anderen voor die informatie.

Bij de bouwmelding voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden krijgt de gemeente de risicobeoordeling en het borgingsplan, waarin de bouwtechnische risico’s staan en hoe de kwaliteitsborger met die risico’s omgaat. Naar aanleiding van die risicobeoordeling en dat borgingsplan kan de gemeente zo nodig tijdens de bouw handhaven. De kwaliteitsborger is verplicht om de gemeente tijdens de bouw te waarschuwen als hij meent dat het te realiseren bouwwerk niet aan de bouwtechnische voorschriften voldoet. Die waarschuwing kan voor de gemeente aanleiding zijn om zo nodig al tijdens de bouw in te grijpen en te handhaven. Daarnaast krijgt de gemeente bij de gereedmelding een dossier bevoegd gezag met allerlei bouwtechnische informatie. De gemeente kan naar aanleiding van dit dossier ook handhaven.

Het is onduidelijk hoe lang na gereedmelding de gemeente de nieuwbouwvoorschriften uit het Besluit bouwwerken leefomgeving kan handhaven. De wetgever heeft daarover geen duidelijkheid gegeven. Er zal echter een omslagpunt komen, waarbij een bouwwerk geen nieuwbouw meer is maar bestaande bouw. En dat de gemeente alleen nog de minder stringente voorschriften voor bestaande bouw kan handhaven.

De bedoeling van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is dat de gemeenten erop vertrouwen dat de bouwwerken onder het stelsel van kwaliteitsborging aan de bouwtechnische voorschriften voldoen. Met andere woorden, de gemeenten behoren te vertrouwen op de kwaliteitsborger. Dat betekent dus ook dat de gemeenten niet veelvuldig dienen te handhaven. Dat doet er niet aan af dat de gemeenten gewoon kunnen handhaven.

In zekere zin hebben de gemeenten onder de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen zelfs ruimere mogelijkheden om te handhaven dan nu. Gemeenten mogen onder het oude recht namelijk niet de nieuwbouwvoorschriften handhaven als de omgevingsvergunning afwijking van de nieuwbouwvoorschriften uitdrukkelijk toestaat. Als uit de vergunningaanvraag, de bijbehorende bouwtekeningen of de vergunningvoorschriften volgt, dat het bouwwerk niet zal voldoen aan de nieuwbouwvoorschriften en de gemeente dat bij de vergunningverlening niet ontdekt, dan mag de gemeente – voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet – niet de nieuwbouwvoorschriften handhaven. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt dat niet meer. De gemeenten mogen in beginsel altijd de nieuwbouwvoorschriften handhaven. Ook als uit de omgevingsvergunning voor de bouwtechnische activiteit volgt dat het bouwwerk niet aan de nieuwbouwvoorschriften voldoet, mag de gemeente achteraf de nieuwbouwvoorschriften handhaven. Het spreekt voor zich dat onder het stelsel van kwaliteitsborging – dat gelijktijdig met de Omgevingswet in werking treedt – sowieso geen sprake is van een omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit die uitdrukkelijk afwijkt van de nieuwbouwvoorschriften. Voor gevolgklasse 1 is geen omgevingsvergunning verplicht maar een bouwmelding. Voor gevolgklassen 2 en 3 staat nog niet vast of al dan niet een vergunning of een bouwmelding moet worden gedaan. Al zou voor gevolgklassen 2 en 3 onder het stelsel van kwaliteitsborging een omgevingsvergunning zijn vereist, dan wijkt die omgevingsvergunning nooit uitdrukkelijk af van de nieuwbouwvoorschriften. Onder het stelsel van kwaliteitsborging toetst de gemeente immers niet preventief aan de nieuwbouwvoorschriften.