mr. dr. ing. Peter de Haan, advocaat
Bouwwereld.nl | 23 maart 2020

De Eerste Kamer heeft op 11 februari 2020 de Invoeringswet Omgevingswet aangenomen. Daarmee is de laatste wettelijke horde genomen voor een snelle inwerkingtreding van de Omgevingswet. Samen met de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen zorgt de Omgevingswet voor de grootste wijzigingen in de bouwregelgeving ooit.

De Invoeringswet Omgevingswet ‘knipt’ de omgevingsvergunning voor bouwen (de ‘oude’ bouwvergunning) in twee delen. De inwerkingtreding staat vooralsnog gepland op 1 januari 2021.

De huidige bouwvergunning

Als de gemeente nu bij vergunningverlening niet ziet dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voor bouwen onherroepelijk wordt, dan mag de gemeente niet meer achteraf het bestemmingsplan handhaven. Dat heet de ‘impliciete vrijstelling’. De gemeente heeft impliciet een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan verleend. Als het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, dan moet de gemeente immers beoordelen of deze bereid is een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bestemmingsplan (artikel 2.10 lid 2 Wabo).

Voorbeeld impliciete vrijstelling

Een voorbeeld. Een initiatiefnemer vraagt een omgevingsvergunning aan voor een nieuw appartementencomplex met in de plint kantoren en horeca. De gemeente verleent de omgevingsvergunning en ziet over het hoofd dat horeca op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan. Nadat de omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden, dient een concurrerende restauranthouder een handhavingsverzoek in. De gemeente mag dan niet meer het bestemmingsplan handhaven, omdat uit de bouwtekeningen bij de vergunningaanvraag duidelijk volgt er horeca in de plint komt.

De knip in de bouwvergunning

De Invoeringswet Omgevingwet, die wijzigingen aanbrengt in de Omgevingswet, treedt tegelijkertijd met laatstgenoemde in werking. De Invoeringswet Omgevingswet bevat de knip in de omgevingsvergunning voor bouwen.

Voor het bouwen van een bouwwerk kunnen twee omgevingsvergunningen nodig zijn: een omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit en een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit. De initiatiefnemer is verantwoordelijk dat hij beide omgevingsvergunningen heeft.

Omgevingswet: toetsing gemeente

De gemeente toetst de omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit aan het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl, de opvolger van het Bouwbesluit 2012). Daarnaast toetst de gemeente de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit aan het omgevingsplan (de opvolger van het bestemmingsplan). In het omgevingsplan regelt de gemeenteraad ook de redelijke eisen van welstand en neemt daarin de restanten van de bouwverordening op.

De gevolgen van de knip

Het aanvragen van een omgevingsvergunning voor een (technische) bouwactiviteit kan er niet toe leiden dat de gemeente ook impliciet een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit verleent. Logisch, de omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit toetst de gemeente alleen aan het Bbl en uitdrukkelijk niet aan het omgevingsplan.

Minder vergunningsaanvragen?

De gedachte van de wetgever is dat veelal maar één van beide omgevingsvergunningen nodig is voor een bouwplan. Minder vergunningaanvragen dus. Als voorbeeld haalt de wetgever een dakkapel aan. Naar huidig recht is de dakkapel aan de achterzijde van de woning omgevingsvergunningvrij. Voor een dakkapel aan de voorzijde is wel een omgevingsvergunning nodig. Onnodig wordt die dakkapel aan de voorzijde bij de vergunningverlening ook aan bouwtechnische voorschriften getoetst. Bouwtechnisch is er geen verschil tussen een dakkapel aan de voor- en achterzijde. Vanwege de ruimtelijke uitstraling aan de voorzijde is een toetsing aan het bestemmingsplan aan de voorzijde wel wenselijk.

Conceptlijsten vergunningsvrije bouwwerken

Inmiddels zijn de twee conceptlijsten van bouwtechnisch vergunningvrije bouwwerken én omgevingsplanvergunningvrije bouwwerken opgenomen in de voorjaarsversie van het Invoeringsbesluit Omgevingswet van maart 2020. Uit die twee lijsten volgt dat voor de bouwwerken van enige omvang beide omgevingsvergunningen nodig zijn. De gedachte van de wetgever dat minder vergunningen nodig zijn, gaat in zoverre niet op.

Technische bouwactiviteit

Wel zal de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen vermoedelijk zorgen voor minder vergunningaanvragen voor de (technische) bouwactiviteit. De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen regelt dat de gemeente een bouwplan bij vergunningverlening niet meer hoeft te toetsen aan bouwtechnische voorschriften. In drie gevolgklassen wordt de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen stapsgewijs ingevoerd onder Omgevingswet. Zodra een bouwplan onder de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen valt, geldt voor dat bouwplan vermoedelijk een meldingsplicht in plaats van een bouwtechnische vergunningplicht.

Hoe om te gaan met de knip

Als onder de Omgevingswet voor een bouwplan beide vergunningplichten gelden, dan is de vraag hoe het beste kan worden omgegaan met de knip. De initiatiefnemer kan zelf de volgorde van de vergunningaanvragen bepalen.

Wanneer de initiatiefnemer een snelle start van de bouw wil, dan kan deze niet anders dan beide omgevingsvergunningen tegelijkertijd aanvragen. Beide omgevingsvergunningen zijn immers vereist om met de bouw te mogen beginnen.

Eerst omgevingsplanactiviteit

Voor de omgevingsvergunning voor een (technische) bouwactiviteit is echter een volledige technische uitwerking van het bouwplan nodig. Dat kost veel geld en dat terwijl nog helemaal niet vaststaat dat de gemeente meewerkt aan afwijking van het omgevingsplan. Om onnodige kosten te besparen, kan dan beter eerst de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit worden aangevraagd. Mogelijk werkt de gemeente alleen planologisch mee bij bepaalde wijzigingen in het bouwplan. Het planologische toegestane bouwplan kan dan in één keer bouwtechnisch worden uitgewerkt voor de omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit.

Er zijn geen logische redenen te bedenken om eerst de omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit aan te vragen en daarna de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit. De definitieve omvang, vorm en gebruik van het bouwplan zijn immers leidend voor de technische uitwerking en niet omgekeerd.

Nog snel een bouwvergunning aanvragen

Natuurlijk is het mogelijk om nog snel voordat de Omgevingswet in werking treedt een omgevingsvergunning aan te vragen. Dan blijft op de vergunningaanvraag het huidige recht van toepassing. Ook als jarenlang tegen die omgevingsvergunning wordt geprocedeerd. Het huidige recht blijft gelden, zolang de onderlinge aanvraag is ingediend voordat de Omgevingswet in werking is getreden. Tussentijds kunnen nog wel wijzigingen van ondergeschikte aard worden doorgevoerd. Als een geheel nieuwe aanvraag wordt ingediend, geldt echter het nieuwe recht.

Vrijwillig knippen

Overigens kan de initiatiefnemer nu ook al vrijwillig zijn vergunningaanvraag in tweeën knippen. De initiatiefnemer vraagt dan eerst een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan aan (artikel 2.7 lid 1, tweede volzin, Wabo). Pas nadat hij die omgevingsvergunning heeft, werkt hij het bouwplan technisch verder uit en vraagt hij de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit aan.

mr. dr. ing. Peter de Haan, advocaat