mr. dr. ing. Peter de Haan, advocaat
ArchitectuurNL | 06-04-2020

De inwerkingtreding van de Omgevingswet stond gepland op 1 januari 2021. Al langere tijd is bekend dat dit een zeer ambitieuze datum betreft. In zoverre is niet verrassend dat Minister Stientje van Veldhoven voor Milieu en Wonen op 1 april 2020 een brief aan de Eerste en Tweede Kamer heeft geschreven dat de Omgevingswet pas later in werking zal treden.

Aandachtspunten bij de brief

Insiders verbazen zich niet dat de minister schrijft dat op 1 januari 2021 geen verantwoorde inwerkingtreding kan plaatsvinden. De verwachting was echter dat deze brief pas in juni zou komen. Een ander aandachtspunt is dat de minister geen nieuwe datum van inwerkingtreding noemt.

Bestrijding van het coronavirus

In het niet noemen van een nieuwe datum van inwerkingtreding schuilt normaal gesproken het gevaar dat iedereen zich niet meer tot het uiterste inspant om de deadline te halen en als het ware “achterover leunt”. Het momentum kan verdwijnen. Toch is in deze specifieke situatie begrijpelijk dat de minister nu al de brief stuurt. Als pas in juni bekend zou worden dat de datum van 1 januari 2021 niet wordt gehaald, zou ten onrechte met “stoom en kokend water” enkele maanden de voorbereiding doorgaan, terwijl dit de kwaliteit van de voorbereiding niet ten goede komt. Bovendien geeft de brief de rust bij overheden om zich te concentreren op wat nu urgent is: de bestrijding van het coronavirus.

Redenen voor het uitstel

De verwachting is altijd al geweest dat de Omgevingswet niet in werking kan treden op 1 januari 2021. De voornaamste redenen daarvoor zijn de gevolgen voor ICT bij de landelijke en lokale overheden en de verdere uitwerking van de (lagere) regelgeving. Er is de afgelopen jaren zeker wel hard gewerkt aan ICT. Het is echter onmogelijk om die te voltooien terwijl de regelgeving nog in ontwikkeling is. De Omgevingswet is weliswaar al meerdere jaren aangenomen, maar de Omgevingswet wordt gewijzigd en aangevuld met de Invoeringswet en meerdere Aanvullingswetten. Weliswaar zijn de algemene maatregelen van bestuur (regelgeving één niveau lager) gereed, maar die worden weer gewijzigd etc.

Uitstel geen afstel

Als voornaamste reden dat de Omgevingswet niet op 1 januari 2021 kan worden ingevoerd, noemt de minister het coronavirus. Zeker zorgt de pandemie voor vertragingen, maar ook zonder zou inwerkingtreding op die datum zeer ambitieus zijn. Belangrijker is dat de minister benadrukt dat slechts sprake is van uitstel en geen afstel. Het gaat niet over de vraag of de Omgevingswet inwerking treedt, maar wanneer.

Stand van zaken wetgevingsproces

Minister Van Veldhoven schrijft dat grote stappen zijn gemaakt in het wetgevingsproces. De Tweede en Eerste Kamer hebben de voorhang van vier ontwerp algemene maatregelen van bestuur afgerond. Eén daarvan betreft het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), de opvolger van het Bouwbesluit 2012. Daarnaast heeft de Eerste Kamer recent ingestemd met de voorstellen voor de Invoeringswet Omgevingswet en de Aanvullingswetten bodem, geluid en grondeigendom. Op dit moment is bij de Eerste Kamer nog de Aanvullingswet natuur in behandeling en ligt in beide Kamers het aanvullingsbesluit voor. Als ook deze aanvullingswet wordt aangenomen, is het gehele omgevingsrecht in de Omgevingswet geïntegreerd, aldus de minister.

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Bijzonder is dat de minister niet de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen noemt bij de stand van zaken van het wetgevingsproces. De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen geeft voor een groot deel invulling aan bouwen onder de Omgevingswet, namelijk de toetsing en handhaving van bouwtechnische voorschriften. De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is geschreven om wijzigingen aan te brengen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Woningwet. De Wabo en het bouwtechnische deel van de Woningwet gaan echter op in de Omgevingswet. Met andere woorden, de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen zal nog beleidsneutraal moeten worden omgezet naar de Omgevingswet.

Bouwbesluit

Ook de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen zou lagere regelgeving krijgen, het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen (Bkb). Het Bkb brengt wijzigingen aan in het Bouwbesluit 2012. Het Bouwbesluit 2012 vervalt echter met de inwerkingtreding van de Omgevingswet en wordt vervangen door het Bbl. Daarnaast heeft minister Ollongren met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een bestuursakkoord gesloten over de verdere uitwerking van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Dit Bkb en het bestuursakkoord moeten nog worden vertaald in wijzigingen van het Bbl.

In het bestuursakkoord staat dat de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen niet eerder dan de Omgevingswet in werking treedt. De brief heeft dus tot gevolg dat ook de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen nog niet in werking treedt. Althans, dat de wijzigingen in vergunningverlening en handhaving nog niet in werking treden. Het kan zijn dat de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen al wel deels eerder in werking treedt. Bijvoorbeeld om de toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw, een zelfstandig bestuursorgaan op rijksniveau, te kunnen oprichten en te laten functioneren. Dit bestuursorgaan bereidt de stelselwijziging uit de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen voor en zal deze op rijksniveau monitoren.

Vervolg

Grote wetswijzigingen treden normaal gesproken op 1 januari of op 1 juli in werking. Gelet op de stappen die nog moeten worden gezet op het gebied van onder meer ICT is een inwerkingtreding op 1 juli 2021 onwaarschijnlijk. De eerstvolgende reële datum van inwerkingtreding is 1 januari 2022.

Het is zeker denkbaar dat voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen nog veel vergunningaanvragen voor bouwplannen worden ingediend. Voor die vergunningaanvragen geldt het huidige recht zolang de onderliggende aanvraag in stand blijft. Dat zou de gevolgen van de veranderingen in de regelgeving voor de bouwkolom verzachten. Met een mogelijke recessie als gevolg van het coronavirus op komst, een begrijpelijke keuze voor zekerheid.

mr. dr. ing. Peter de Haan, advocaat