mr. dr. ing. Peter de Haan, advocaat
Bouwwereld.nl | 21 augustus 2019

Op 10 augustus 2019 stort een deel van het dak van het AFAS stadion in. Gelukkig vallen geen slachtoffers in het AZ-stadion. In de media verschijnen eerst berichten dat de zonnepanelen op het dak te zwaar zijn. Uit onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid blijkt dat in ieder geval de lasnaden niet deugen. Wico Ankersmit, directeur Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland, stelt in de Nieuwsuur-uitzending van 17 augustus 2019 dat de aanbestedingsregelgeving moeten worden aangescherpt om dit soort ongelukken te voorkomen. Klopt dat wel?

Constructieve veiligheid is uitputtend geregeld

De meest logische oplossing lijkt om de eisen voor constructieve veiligheid in het Bouwbesluit 2012 te verhogen. De vraag is echter of dat wel nodig is. Mogelijk zou het dak niet instorten als het wel aan de wettelijke eisen uit het Bouwbesluit 2012 voldoet en de lasnaden deugen. Bovendien heeft het stellen van hogere eisen weinig zin als er geen deugdelijke controle is…

Het Bouwbesluit 2012 bevat de bouwtechnische voorschriften waaraan een bouwwerk moet voldoen. Dus ook de eisen voor constructieve veiligheid. Het Bouwbesluit 2012 is uitputtend. Met andere woorden, de gemeente Alkmaar mag bij vergunningverlening geen zwaardere eisen aan de constructie stellen dan die uit het Bouwbesluit 2012 volgen. Als het bouwplan aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 voldoet, dan moet de gemeente de vergunning verlenen. Er is dan geen ruimte voor weigering. De opvolger van het Bouwbesluit 2012, het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), zal tegelijkertijd met de Omgevingswet op 1 januari 2021 in werking treden. Hoewel het Bbl ruimte laat voor maatwerk, geldt dat niet voor constructieve veiligheid. Ten aanzien van dat onderwerp is het Bbl uitputtend. In zoverre verandert dus niets wanneer de Omgevingswet en onderliggende Bbl in werking treden.

Geen redenen voor aanpassing aanbestedingsregelgeving

Ankersmit doet het voorkomen of dit soort opdrachten enkel worden vergeven op laagste prijs en dat vanwege die lage prijs dit soort constructieproblemen zouden kunnen ontstaan. Onterecht. In de bouw wordt meestal gegund op basis van economisch meest voordelige inschrijving (emvi) en daarbij wordt gekozen voor hetzij beste prijs/kwaliteit, hetzij laagste prijs. Al zou de gunning plaatsvinden op grond van de laagste aangeboden prijs, dan nog valt niet in te zien dat nieuwe aanbestedingsregelgeving wenselijk is. Hoe ziet Ankersmit het voor zich dat via aanbestedingsregelgeving wordt afgedwongen dat de opdrachtgever zwaardere eisen aan de bouwkwaliteit moet voorschrijven dan uit het uitputtende Bouwbesluit 2012 volgt?

Rol van de gemeente

Het valt op dat Ankersmit het niet heeft over de rol van de gemeente om de instorting te voorkomen. De vergunningverlening voor de dakconstructie vindt plaats voorafgaand aan de Woningwet 2007. Nu geldt een aannemelijkheidstoets. De gemeente mag de vergunning verlenen als aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Destijds gold een toetsing ten volle. Dit betekent dat de gemeente (in theorie) verplicht was bij vergunningverlening te controleren of het bouwplan aan alle bouwtechnische voorschriften voldeed. Ook heeft de gemeente de bevoegdheid tijdens en na de bouw te handhaven. Ook jaren later kan de gemeente de voorschriften voor bestaande bouw uit het Bouwbesluit 2012 handhaven. Desnoods handhaaft de gemeente op grond van gevaarzetting. Dat geeft de gemeente carte blanche om veranderingen in het bouwwerk af te dwingen. Het is begrijpelijk dat gemeenten niet ieder jaar ieder bouwwerk op veiligheid controleren. Daarvoor is geen capaciteit. Het moge duidelijk zijn dat een zwevende dakconstructie boven een voetbalstadion echter meer prioriteit moeten hebben. De gewenste veranderingen moeten worden gezocht in een andere wijze van controle.

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Er komt een strengere controle aan. Op 14 mei 2019 heeft de Eerste Kamer de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen aangenomen. Deze historische bouwwet treedt tegelijkertijd met de Omgevingswet in werking. De bedoeling is de bouwkwaliteit te verhogen. De gemeente toetst niet meer het papieren bouwplan aan bouwtechnische voorschriften. In de plaats daarvan controleert een private kwaliteitsborger op de bouw of overeenkomstig de bouwtechnische voorschriften wordt gebouwd. Hij dient te verklaren of het gerealiseerde bouwwerk daaraan voldoet. Zonder die verklaring mag het bouwwerk niet in gebruik worden genomen. Nu is er geen verplichte controle van het gerealiseerde bouwwerk aan de bouwtechnische voorschriften door de gemeente

Vooralsnog geen oplossing

Een gespecialiseerde kwaliteitsborger is beter in staat een voetbalstadion te beoordelen dan een gemeentelijke toetser die een dergelijk bouwplan één keer in zijn leven op zijn bureau krijgt. Vreemd dat Ankersmit de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen niet noemt in relatie tot de instorting van het dak. Overigens biedt de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen vooralsnog geen oplossing. De reden is dat de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen vanaf 1 januari 2021 vooralsnog alleen geldt voor eenvoudige bouwwerken zoals woningen (gevolgklasse 1). Na drie jaar vindt een evaluatie plaats. Dan wordt gekeken wanneer het nieuwe stelsel geldt voor gevolgklasse 2 (o.a. scholen, woontorens en kantoren) en gevolgklasse 3 (voetbalstadions). De meerwaarde van het nieuwe stelsel geldt met name bij gevolgklasse 2 en vooral gevolgklasse 3, waarbij specialistische kennis voor de controle wenselijk is. Omdat niet zeker is dat gedeeltelijke privatisering van het gemeentelijke bouw- en woningtoezicht daadwerkelijk leidt tot een hogere bouwkwaliteit wordt echter begonnen met bouwwerken met de minste risico’s voor personen: gevolgklasse 1. Het heeft veel te lang geduurd voordat er duidelijkheid kwam over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Mede door weerstand van diezelfde Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland. Daardoor kan de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen de komende jaren niet de oplossing zijn voor veiligheidsproblemen.

Verzwaarde waarschuwingsplicht

Voor aannemingsovereenkomsten die zijn gesloten na inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen geldt een verzwaarde waarschuwingsplicht voor de aannemer. De aannemer moet “schriftelijk en ondubbelzinnig” de opdrachtgever waarschuwen voor gebreken in de constructie. Voor een voetbalstadion zal deze verzwaarde waarschuwingsplicht weinig opleveren als in de overeenkomst van de waarschuwingsplicht wordt afgeweken. Het is namelijk toegestaan daarvan ten nadele van de opdrachtgever af te wijken als de opdrachtgever geen natuurlijk persoon is (met een privé-opdracht). Wel zou – in lijn met het voorstel van Ankersmit – kunnen worden gesteld dat de aannemer tijdens de aanbesteding de opdrachtgever al uitdrukkelijk moet waarschuwen als in de aanstaande overeenkomst niet van de verzwaarde waarschuwingsplicht is afgeweken. Dan wordt de waarschuwingsplicht na het sluiten van de overeenkomst doorgetrokken naar de precontractuele fase: de aanbesteding.

Voor nu meer aandacht voor constructieve veiligheid

Het komt nu regelmatig voor dat opdrachtgever strengere eisen aan duurzaamheid voorschrijft dan uit het Bouwbesluit 2012 volgen. Voor constructieve veiligheid is het Bouwbesluit 2012 en de onderliggende NEN-(EN-)normen bij de aanbesteding echter het uitgangspunt. De vraag is of bij risicovolle bouwwerken zoals voetbalstadions de opdrachtgever de minimale eisen voor constructieve veiligheid uit het Bouwbesluit 2012 wel als uitgangspunt moet nemen voor zijn aanbesteding. Alleen op basis van vrijwilligheid kan de opdrachtgever afwijken. De opdrachtgever zal dan wel bereid moeten zijn die hogere kosten te dragen.

Mr. dr. ing. Peter de Haan, advocaat